Heer, vergeef het ons, want wij weten dondersgoed wat we doen
2 maanden geledenHet is 2025. We hebben auto’s die zelf kunnen rijden, wetenschappers die varkensnieren in mensen stoppen, en kinderen die TikTok-therapie krijgen voor hun burn-out. Maar in de Nederlandse politiek loopt nog altijd een vrouw rond die droomt van iets revolutionairs: gelijke behandeling binnen haar eigen partij. Lilian Janse, het eerste vrouwelijke raadslid van de SGP, wil Tweede Kamerlid worden. Een soort politieke Don Quichot in een lange rok, strijdend tegen de windmolens van het patriarchaat.
Vandaag buigen de mannenbroeders van de SGP zich weer eens over de vraag of vrouwen nu wel of niet geschikt zijn voor de politiek. Dat heet bij hen een “fundamentele principiële kwestie” — bij de rest van het land noemen we het gewoon seksediscriminatie met een Bijbelstrik erom.
Want zeg nou zelf: als je gelooft dat vrouwen de politiek beter niet kunnen besmetten met hun aanwezigheid, dan geloof je blijkbaar ook dat God een soort personeelsmanager is met voorkeur voor driedelig grijs en een roeping voor testosteron.
De SGP is een democratische partij die niet gelooft in gelijkheid. Dat is alsof je een vegetariër treft die een snackbar runt: het mag, het kán, maar het voelt gewoon niet helemaal pluis. Ze zeggen op te komen voor vrijheid van godsdienst, maar dat vertaalt zich doorgaans in: “wij mogen bepalen wat zondig is, en jullie mogen dat respecteren.” Geloof als instrument van morele chantage, verpakt in Kamerbrieven en Psalmen.
En breder: waarom bestaan er in vredesnaam nog partijen die hun fundament halen uit een religieus boek geschreven in een tijd dat ezels nog als vervoermiddel werden beschouwd? We verbieden kwakzalverij in de zorg, maar in de politiek mogen de middeleeuwen gewoon zitting nemen.
Wat als een partij zou zeggen: “Wij baseren ons op Harry Potter, en vinden dat Dreuzels geen belasting mogen heffen”? We zouden ze collectief naar Zweinstein deporteren. Maar als iemand hetzelfde zegt met een kruis in plaats van een toverstokje, dan noemen we het “levensbeschouwelijke diversiteit”.
Lilian Janse wil naar de Kamer, en dat is ergens tragikomisch. Ze wil meedoen aan een systeem dat haar bestaan binnen dat systeem als probleem ziet. Alsof je vrijwillig toetreedt tot een club die alleen leden accepteert die zichzelf irrelevant vinden.
En ondertussen blijven we in Nederland doen alsof we een strikte scheiding tussen kerk en staat hebben. Maar in werkelijkheid heeft de kerk allang een sleutel van het achterkamertje — en als de deur piept, smeren we het scharnier met ‘tolerantie’. Dat noemen we dan democratie. Maar het is gewoon hypocrisie met een christelijk sausje.
Misschien is het tijd dat we de kerk weer terugbrengen naar waar zij thuishoort: op zondag, in de preekstoel — en ver weg van de interruptiemicrofoon.